Dit bestand is de basiskaart voor de kaart van de Weidevogelkansgebieden zoals vastgesteld in de Verordening Romte van 2014.
Toelichting bij de werkkaart Weidevogellandschappen
Voor het bepalen van de weidevogellandschappen zijn drie methoden gecombineerd:
- Begrenzing op basis van landschapsanalyse.
Voor deze analyse heeft het Olterterpoverleg een aantal selectiecriteria vastgesteld op basis van de Gemeenschappelijke verklaring van de Friese weidevogelorganisaties van 2011. Dit zijn:
-Ten minste 10 broedparen van de Grutto of 50 broedparen steltlopers of 30 broedparen van kritische soorten per 100 ha. Voor dit criterium zijn de volgende gegevens gebruikt: BFVW-stippenkaart 2012, gegevens TBO's uit 2011 of 2012, Weidevogelmeetnet Friesland 2011 of 2012 en van RU Groningen van Zuidwest Fryslân uit 2009. De stippenkaart van de BFVW geeft het voor nu best beschikbare beeld van de verspreiding en de aantallen weidevogels in grote delen van Fryslân. De andere bronnen zijn als aanvulling gebruikt,
-Voldoende openheid en rust. Voor dit criterium zijn gebieden geselecteerd die buiten de verstoringszones van storingsbronnen van openheid en rust vallen. Voor het bepalen van de verstoringszones zijn de verstoringsafstanden gebruikt die ook in het provinciaal beleid worden toegepast. Om in de weidevogellandschappen ruimte te laten voor herstel van openheid is verstoring door kleine bosjes, wegbeplantingen, verboste meeroevers en dergelijke eruit gefilterd. Erfbeplanting is als storingsbron gehandhaafd, omdat het verwijderen daarvan onhaalbaar wordt geacht,
-Ten minste 250 ha groot. In het landelijke onderzoek naar weidevogellandschappen wordt uitgegaan van een minimumoppervlakte van het weidevogellandschap van 400 ha. Voor de Friese situatie is zowel met een minimum van 250 ha als 400 ha gerekend. In begrenzing en totale oppervlakte bleek echter nauwelijks verschil, zodat voor het criterium uit de Gemeenschappelijke verklaring is gekozen,
-Afronden op logische landschappelijke eenheden. In de analyse zijn de Gruttostippen met een soort fusietechniek (kernel-density-analyse) 'uitgesmeerd' over het landschap en beperkt tot de deelgebieden met ten minste 10 broedparen per 100 ha. Zo ontstond een verspreidingskaart met Gruttodichtheden. Deze kaart is gecombineerd met de kaart van openheid en rust en beperkt tot gebieden die ten minste 250 ha groot zijn. Om een al te versnipperd kaartbeeld te voorkomen zijn deelgebieden bij elkaar genomen als tussenliggend ongeschikt gebied (verstoord, te weinig Grutto's) smaller was dan 500 m, net als in het landelijk onderzoek,
- Aanvullen met de landelijke kaart van weidevogellandschappen (vervaardigd in opdracht van het Ministerie van EZ).
Deze kaart valt ruimer uit dan de kaart op basis van 1. Voor de bovenbeschreven analyse waren recentere en meer complete gegevens beschikbaar dan voor het landelijke onderzoek. De landelijke kaart kan daarom opgevat worden als een aanduiding waar tot voor kort nog goede weidevogelgebieden lagen. Voor de nieuwe kaart zijn die gebieden opgevat als gebieden waar nog mogelijkheden voor herstel liggen als daar op korte termijn in wordt geïnvesteerd. Om die reden zijn ze toegevoegd aan de nieuwe kaart,
Het kaartbeeld dat na 1 en 2 ontstond, is afgerond op logische landschappelijke grenzen zoals brede watergangen, meren, kanalen, autowegen, bebouwde kom, besloten landschappen en dergelijke. Op deze wijze vallen er nog veel kleine bosjes, gehuchten, beplantingen en andere lokale storingsbronnen binnen de weidevogellandschappen. De weidevogellandschappen vormen echter zoekgebied voor weidevogelkerngebieden en geven richting aan de aanvragen voor gesubsidieerd weidevogelbeheer. Buiten het weidevogellandschap maken die geen kans; daarbinnen moeten ze voldoen aan criteria voor effectief beheer (het Ecologisch toetsingskader). Die criteria vereisen bijvoorbeeld dat het (zwaar) beheer buiten verstoord gebied ligt, zodat langs die weg alsnog rekening wordt gehouden met lokale storingsbronnen en het feitelijke beheer op de goede plek komt te liggen.
Met de uitgangspunten uit de Gemeenschappelijke Verklaring hebben de Olterterppartners de volgende criteria opgesteld voor weidevogellandschappen:
-Ten minste 10 broedparen van de Grutto of 50 broedparen steltlopers of 30 broedparen van kritische soorten per 100 ha over de periode 2009-2012, op basis van de BFVW-stippenkaart,
-Voldoende openheid en rust,
- Ten minste 250 ha groot1.
- Begrenzing uit Collectieve beheerplannen
Van een aantal gebieden waren geen gegevens in de BFVW-database of andere bronnen beschikbaar, maar op basis van de gegevens uit Collectief beheerplannen voldeden die gebieden wel aan de minimale dichtheden weidevogels. Soms is er twijfel over de kwaliteit en de volledigheid van de telgegevens, maar deze gebieden krijgen voorlopig het voordeel van de twijfel en zijn toch opgenomen in de werkkaart. Die gebieden krijgen tot het in werking treden van het nieuwe stelsel (in 2016) de kans om goede gegevens te verzamelen en aan de minimumoppervlakte te voldoen. Naar verwachting is binnenkort een landelijke telmethode beschikbaar, waarmee in 2014 en 2015 goede gegevens kunnen worden verzameld. Hiermee krijgen die gebieden dezelfde kans als de gebieden waar wel al goede gegevens van zijn. Langs deze weg zijn een paar gebieden op de kaart beland, die kleiner zijn dan 250 ha. Tot 2016 krijgen die de kans om tot voldoende oppervlakte te komen.